Rezension aus:
Cahiers d’histoire présent / Bijdragen tot de eigentijdse geschiedenis No.
12, Nov. 2003, Brüssel 2003, S. 219
„Germania ontwake!“
Dit jaar verscheen het tweedelige Griff nach dem
Westen. Die Westforschung der völkisch-nationalen Wissenschaften zum
nordwesteuropäischen Raum (1919-1960). In dit lijvige werk worden meer
vragen opgeworpen dan antwoorden gegeven. Na de 42 bijdragen en
meer dan 1200 pagina's is de lezer eerder overrompeld dan er wijzer
van te worden. In de inleiding maken de samenstellers trouwens duidelijk
dat ze bewust hebben afgezien van een chronologisch totaalbeeld of een
algemene these. Hun bedoeling wordt nochtans expliciet geformuleerd: een
onderscheid maken tussen de völkisch-nationale en de racistische
nationaal-socialistische wetenschap en hun onderlinge verhouding verklaren
en duiden in de tijd.
Hierin zijn de samenstellers echter tekort geschoten.
Daardoor is elke recensent en lezer genoodzaakt om zelf een synthese te
maken op basis van de afzonderlijke samenvattingen. Het is alsof men in
een restaurant, in plaats van door een kelner te worden bediend, in de
keuken de gerechten zelf moet bereiden. De kwaliteit van de verschillende
etenswaren - de verschillende bijdragen in het werk - is daarbij geenszins
in twijfel te trekken. Op een van de themas wordt in dit artikel nader
ingegaan. De bijdrage van jan Zimmermann - Alfred Toepfers Westschau
- is een synthese van zijn publicatie Die Kulturpreise der Stiftung FVS
1935-1945. Darstellung und Dokumentation, verschenen in 2000.
Deze wijze van formulering in de titel is op zich al stof voor discussie.
Even goed zou men kunnen titelen : „NS-cultuurprijzen als onderdeel van de
buitenlandse en bezettingspolitiele“, „NS-propaganda tussen camouflage en
zelfbedrog“, of nog, „de Hamburgse universiteit, Alfred Rosenberg en de
SS“.
Holger Wilken
|